Rosa

Rosa staat bij het raam. De buurvrouw hijst de vlag. Traag schuift hij omhoog, de kleuren zijn verbleekt, alsof ze nog moeten wennen aan het licht.

Over een stoel hangt zijn jas, zwaar en stug. Eén knoop zit scheef, een kleine dwarsligger die ze koestert.

Buiten dansen mensen met de handen uitbundig in de lucht. Kinderen rennen als confetti achter tanks met soldaten en graaien naar chocolade en kauwgum. Uit de radio van de overbuurman klinkt vrolijke marsmuziek.

 

Rosa slikt. 

 

‘Als deze oorlog voorbij is, trouwen we, liefste,’ had hij gezegd. Zo levendig nog in haar herinnering. ‘Ik blijf op je wachten,’ waren haar afscheidswoorden. Ze heeft gewacht. Tevergeefs.

Steeds meer tanks met Canadese vlaggetjes trekken voorbij. Meisjes springen op de bumper en rijden mee. Overal blije gezichten, mensen met sigaretten en witbrood.

 

De lokroep van buiten kan ze niet langer weerstaan. Ze trekt zijn jas aan. Te warm, te zwaar voor deze lichte lentedag. Uit de schuur pakt ze een vergeten kistje met bloembollen. Ze proeft de droge, bittere smaak. De tijd van bloembollen eten is gelukkig voorbij. Rosa hurkt neer bij de notenboom. In de stam is een hartje gegrift met hun namen.

Ze maakt de grond los met haar vingers en poot de bollen in de aarde. Als ze opstaat, klinkt muziek uit een open raam. Iemand fluit mee.

De muziek zwelt aan, een vrolijke deun die de straten vult. Een bries waait door de takken. Ze sluit haar ogen. De geur van aarde mengt zich met de zachte geur van de meidoorn uit een tuin verderop. 

 

Een meisje met een vlaggetje  in haar hand rent langs het hek en roept vrolijk: ‘Mevrouw, we zijn vrij. Wilt u een stukje chocola?’  Rosa opent haar ogen en kijkt naar het kind. Dan breekt haar glimlach door. ‘Graag,’ zegt ze.

 

Nel Goudriaan, 03-05-2025

 

Hemelse modder

 

Het bladerdek van de eik strooit grillige patronen op het houten tafelblad. Josine is opgelucht dat deze plek in de schaduw nog vrij is. Even verlost van de hitte in de stad. Verlost van Frank. Op deze vertrouwde plek hoopt ze haar rust terug te vinden.

Steeds weer flitsen zijn woorden door haar hoofd: ‘Ga niet weg, Josine, ik beloof je dat het niet meer zal gebeuren.’ 

Te vaak heeft ze hem geloofd, te veel nieuwe kansen gaf ze hem. Nu is het haar tijd.

 

De ober plaatst een hoge glazen coupe voor haar neer, gevuld met hemelse modder. De bovenlaag glanst, donker en zijdezacht. Josine neemt een hap, sluit haar ogen; de rijke, romige chocolade vult haar mond. Zoet, met een bittere ondertoon. Ze leunt achterover, geniet van het moment. Er is niets anders dan deze verrukkelijke mousse. Haar tong glijdt over haar lippen, vangt een laatste restje slagroom.

Ze opent haar tas om een tissue te pakken. Het scherm van haar telefoon licht op, zwak in het schaduwlicht.

Een gemiste oproep. Frank.

Heel even aarzelt ze. Dan klapt ze de telefoon dicht en duwt de tas van zich af.

 

In de verte, tussen de bomen, klinkt gitaarmuziek. Daar tussendoor klinkt het gelach van kinderen.

Op deze plek was ze ooit gelukkig. In dit bos plukte ze bramen en frambozen, die haar moeder verwerkte tot jam en sap.

 

De geur van pure chocolade hangt nog om haar heen, diep en troostrijk.

 

Herinneringen wellen op: de warme chocolademelk die haar oma maakte, toen ze als kind van haar fiets was gevallen. De trommel met roze koeken in het dressoir, de geur van vanille in haar keuken.

Een zachte bries strijkt langs haar huid. De zon verschuift; vlekken licht glijden traag over het mos.

Josine glimlacht.

      

Nel Goudriaan, 27-04-2025

Commentaar jury VvdM

Nel Goudriaan

Cijfer: 9,0

Erg mooi verhaal. De beschrijving van de omgeving en de innerlijke wereld van Josine is prachtig. De sfeer van rust, van het moment van zelfzorg, komt duidelijk naar voren. Het gebruik van details zoals de "grillige patronen" op het tafelblad en de geur van chocolade geven het verhaal iets tastbaars dat de lezer echt meeneemt naar die plek. 

Tussenwereld

De stad gonst van stemmen en verkeer. Mensen lopen langs me heen, telefoons aan hun oor. Alles dendert door. Ik sta stil. Al een paar minuten. Of misschien langer.
In mijn hoofd klinken de woorden van de arts na. Ze splijten mijn leven in een vóór en een ná.
Ik vlucht naar het park. De magnolia’s staan in bloei, alsof er niets is veranderd. De lucht ruikt naar vochtige aarde en jonge bladeren. Ik ga op een bankje zitten. De geluiden van de stad klinken door. Ver weg en toch vlakbij.
Hoeveel tijd heb ik nog? De arts kon het niet zeggen. ‘Afwachten,’ zei hij. Daarna ging het over behandelplannen en kanspercentages. Loze woorden, maar ook woorden die als roofdieren op de loer liggen.
Mijn handen zijn dezelfde als gisteren. Nog niet de handen van een patiënt. Wanneer wordt iemand dat eigenlijk? Direct na de diagnose? Na de eerste behandeling? Of pas als je jezelf niet meer herkent in de spiegel?
Een windvlaag ritselt door de bladeren. In de verte roept een kind. Een hoge stem, licht, vrij. Ik probeer me te herinneren hoe het was om nergens aan te denken. Om gewoon een lichaam te zijn dat beweegt zonder dat je je ervan bewust bent.
Op de rand van het pad liggen roze bloesemblaadjes, achteloos neergedwarreld. Zo pril, zo volmaakt, nog niet aangetast.
Ik vraag me af of een voorbijganger zou kunnen vermoeden, wat ik zojuist heb gehoord. Is het aan me te zien, of kan ik nog even gewoon een vrouw zijn die in de zon zit?
De zon schijnt fel vandaag en schaduwen zijn scherp als gesneden papier.
Mijn telefoon trilt in mijn jaszak. Ik neem niet op.
De stad zuigt me weer naar zich toe. In een etalageruit vang ik mijn spiegelbeeld. Mijn gezicht is hetzelfde als gisteren. Toch is er iets veranderd: alsof er tussen mij en de wereld een glazen wand is gekomen, die me buitensluit.
Nel Goudriaan, 18-04-2025

Beoordeling jury

Cijfer: 8,0
Het is een mooi poëtisch geschreven stuk. Knap hoe het de levendige introspectie verwoord. Goed gedaan. Voor mijn gevoel blijft het stuk hier en daar nog wel wat hangen in algemeenheden en heeft het meer dynamiek nodig om tot zijn recht te komen. Ondanks dat geslaagd om zoveel te vertellen in zo weinig woorden.”
https://deslushpile.blogspot.com/2025/04/uitslag-schrijfwedstrijd-alice-yung.html?m=1

Tegenwicht

Op het plein verzamelen zich mensen, als losse figuren in een schilderij zonder lijst. Sommigen hurken, anderen strekken hun armen uit, vingers gespreid in een onzichtbare krachtmeting. Ze lachen, poseren, zetten stappen naar links of rechts, zoekend naar het perfecte plaatje.
Een jongen met blonde pieken imiteert zijn vader, armen wijd. De man roept aanwijzingen: “Iets hoger! Nog een beetje naar links!” De jongen zakt door zijn knieën en lacht.
Madelon staat stil aan de rand van het plein. De zon glijdt door een sluier van wolken; lichtvlekken dwarrelen over gezichten, over de scheve toren die al eeuwenlang weigert te vallen. Ze kijkt naar de mensen die zich in de vreemdste houdingen wringen. De ene hand omhooggestoken, de andere steunend op een denkbeeldige muur van lucht. Alsof het om meer gaat dan alleen zwaartekracht. Alsof ze, met hun handen in het niets, iets proberen recht te zetten wat al lang geleden is scheefgegroeid. Een oud verlangen: dat dingen ooit weer hun oorspronkelijke stand zullen innemen.
Ze sluit haar ogen, hoort het zachte geschuifel van voeten in het gras, stemmen in talen die ze niet verstaat. Het voelt alsof het plein even zijn adem inhoudt en alleen de zwaarte overblijft. Niet het gewicht van stenen of van de toren, maar dat van alles wat tussen mensen is blijven liggen: onuitgesproken, kromgetrokken.
Als ze haar ogen opent, steekt een vrouw beide armen in de lucht. Niet lachend, niet poserend, maar aandachtig. Alsof ze werkelijk iets draagt, wat niemand anders ziet.
Madelon haalt diep adem. Ze stapt naar voren en spreidt haar handpalmen in de richting van de toren. Niet voor het plaatje, maar voor alles wat nooit gezegd werd. Voor alles wat al scheef stond voordat zij het zelf doorhad.
Rondom haar gaat het spel onverstoorbaar door. Voor Madelon voelt het alsof de wereld in balans komt. Heel even.
©️ Nel Goudriaan  17-04-2025
* Dit verhaal werd weekwinnaar bij de foto-opdracht van Verhaal van de Maand.

Beoordeling jury

Cijfer: 8,5

Mooi poëtisch verhaal. Dromerig en introspectief en een goede interpretatie van het thema. Wat dit verhaal echt uitmuntend maakt, is de manier waarop het op subtiele wijze de complexiteit van het innerlijke leven v an de hoofdpersoon weergeeft. Het gebruik van introspectieve elementen, gecombineerd met het gevoel van vertraging in de vertelling, geeft het verhaal een prachtige gelaagdheid.

De Mand

De mand

 

Ik loop de steile vlizotrap op die naar de zolder leidt. Voor haar ziekte deed mijn moeder dat dagelijks. ‘Mam, het is veel te gevaarlijk voor je,’  zei ik regelmatig.

De zolder ziet er geordend uit. Gestapelde dozen met stickers, een rek met zomerkleding, een kunstkerstboom, schilderijen en een paar meubelstukken.

Ik kwam vroeger weleens op de zolders van vriendinnen. Die zagen er veel spannender uit. Met spinrag en stoflagen. Echte zolders, met dozen die geheimen bevatten.

Ons huis rook naar zeep en boenwas. Elk pluisje stof veegde mijn moeder direct weg met een plumeau. Als ik het een keer waagde met schoenen naar binnen te gaan, was mijn moeder woedend. De vloer moest opnieuw geboend. Ik kreeg de opdracht mijn schoenen te reinigen. Buiten. Mijn schooltas moest in de gang blijven, totdat ze hem had afgestoft.

Nu ligt ze onder de grond, in een glimmende eikenhouten kist met satijnen voering. Uiteindelijk koos ze niet voor crematie; ze eiste wel dat ik het tuintje op haar graf elke week goed zou bijhouden. “Alleen vaste planten, vooral geen wilde bloemen”.

Ik beweeg me tussen de dozen onder het schuine dak. In een verborgen hoek staat een doos met een etiket, waarop alleen de letter “T” staat. Dat maakt me nieuwsgierig. Ik trek de doos open. In de doos staat een rieten mand die ik nooit eerder zag. De mand is gevuld met babykleren: keurige stapeltjes blauwe rompertjes, truien, broekjes. Voorzichtig neem ik een stapeltje uit de mand. Mijn oog valt op een foto van een echo met daarop de contouren van twee babylijfjes. De datum aan de achterkant is een half jaar voor mijn geboorte.

Mijn lijf trekt samen, een overweldigend gevoel van gemis dat al die jaren sluimerde, golft omhoog.

Ik maak de mand leeg, ga naar buiten en vul hem met fluitenkruid en boterbloemen uit de berm. De mand zet ik neer op haar graf. 

 

Nel Goudriaan , 20-01-2025

 

Getijden

Kort verhaal

Getijden ​

De zee is kalm vandaag. Te kalm, alsof ze zich inhoudt. We zitten op het terras, mijn vader en ik. Hij met zijn handen om een kop koffie geklemd, mijn vingers rusten op het ruwe hout van de tafel. De geur van zout en wier hangt zwaar in de lucht.

‘Je blijft niet lang,’ zegt hij uiteindelijk. Geen vraag, een constatering.

‘Ik moet terug.’

Hij knikt. ‘Je zus zou langer gebleven zijn.’

De woorden blijven tussen ons hangen, als nevel boven het water. Mijn zus zou nog een kop koffie zetten. De plantjes water geven. Een doek over de tafel halen. Uitstellen, nog even.

Mijn vader staart naar de zee. ‘Vroeger dacht ik dat de horizon een grens was. Dat je er kon komen, als je maar ver genoeg durfde te gaan.’ Hij neemt een slok. ‘Nu denk ik dat het de enige vaste lijn is die er is.’

Ik volg zijn blik. Een streep, verder niets. Achter die lijn ligt alles wat ik ken. Mijn werk, mijn appartement met de krakende leidingen, mijn leven dat door blijft gaan.

‘Weet je wat ik nooit begrepen heb?’ zegt hij. ‘Mensen die zeggen dat de zee troost biedt. Ik vind het vooral een herinnering aan wat we verliezen. Eb en vloed. Komt en gaat.’

De stilte is ongemakkelijk. Ik weet niet of hij mij bedoelt of haar, of allebei. Misschien maakt het niet uit.

Als ik opsta, knikt hij. Een kleine beweging. Ik loop naar mijn auto zonder om te kijken.

Achter me ruist de zee. Onverstoorbaar.

©️ Nel Goudriaan
tekst en foto 
02-04-2025

Geïnspireerd door de zin: “de horizon als enig vaste lijn” uit het gedicht “Advies” van Ellen Warmond

Jurycommentaar

Prachtig dit! Heel goed geschreven, beeldend en fijnzinnig. En je voelt de spanning tussen de twee, heel goed uitgebeeld. Ook met die opmerking over de zus.

Heel goed gedaan!

Tussenwater

Kort verhaal naar aanleiding van een dichtregel (weekopdracht VvdM)

“Er hangt dauw in de lucht en water aan mijn wimpers.” *

Mijn adem is zichtbaar in het schemerige ochtendlicht. Aan de overkant van het meer zit iemand op de steiger, zijn benen bungelen boven het spiegelende water. Ik herken de houding, de knik in de rug, het lichte draaien van zijn hoofd alsof hij me verwacht.
Ik loop door het natte gras, mijn schoenen doorweekt. De geur van verrot blad en stilstaand water kruipt mijn neus in.
‘Je bent vroeg,’ zeg ik.
‘Jij ook.’ Zijn stem is schor, alsof hij de hele nacht niet heeft gesproken.
Ik ga naast hem zitten, het hout voelt koud en vochtig onder mijn handpalmen. De wind ruist zachtjes door de rietkragen. Hij staart naar het water.
‘Waarom wilde je me hier ontmoeten?’ vraag ik.
Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik zou geen andere plek weten.’
Mijn vingers schuren over een barst in de planken.
Hij zucht, wrijft met zijn handen over zijn gezicht. ‘Je had niet moeten komen.’
‘En toch ben ik hier.’
Een vis springt op, breekt even de stilte. De kring dijt uit, lost op. Hij sluit zijn ogen, even maar. Ik weet dat hij terug wil. Ik weet dat hij weg wil. Ik weet dat het geen van beide zal gebeuren.
‘Het wordt lichter,’  zeg ik uiteindelijk.
Hij knikt, schraapt zijn keel. ‘Ik ga.’
Maar hij blijft zitten. Zijn handen rusten op zijn knieën, zijn vingers bewegen alsof ze iets willen grijpen. De wind ruist door de rietkragen. Zijn schouders zakken in.
Ik zeg niets. Hij ook niet. We blijven zitten, terwijl over het water een lichte rimpeling trekt.

* “Er hangt dauw in de lucht en water aan mijn wimpers”: regel uit gedicht “Rood fruit” van Sophia Blyden

©️ Nel Goudriaan
april 2025

Jurycommentaar

Heel goed dit! Ja! Hier word ik blij van. Het kan nog net een tikkeltje scherper en strakker, maar dat is gezeur.

Drie dingetjes: 

- dauw hangt niet in de lucht. Dauw ligt op het gras.

- Die vis zou ik eruit halen. Dat lijkt teveel alsof je even niet wist wat er moest gebeuren. En het is een te grote gebeurtenis. 

- Ik vond het spiegelende water niet helemaal kloppen. Voor mijn gevoel hoort dat bij een heldere dag. Maar misschien heb ik het mis.