Wat overblijft
je sluit je ogen en ziet een meisje
ze plukt rode bessen in de moestuin
werpt ze in een zinken emmer
ze vlijt haar hand in de bek van een pasgeboren kalf
-zijn ruwe tong streelt haar, het vocht loopt langs haar vingers-
ze vangt kikkervisjes in de sloot langs het weiland
snuift de geur op van zuring en pinksterbloemen
ze heeft nog geen weet van het woord ‘geluk’
kent alleen de dingen die ze ziet, hoort, proeft en ruikt
je denkt aan een vrouw in een kleurige jas
je weet van de scheuren en mottengaten binnenin
je vraagt: ben ik die jas, ben ik de schone schijn?
wie kent zichzelf, wie heeft zichzelf gezien?
je trekt de jas als een deken over je heen
koestert je in haar warmte en denkt
aan de troost van een schapenwollen trui
je spiegelbeeld weerkaatst
je bent wie je bent
je zult zijn wie je was
er is geen doen alsof
je noemt je naam,
je eigen naam
dit is wat overblijft
ontdaan van alle stof
Nel Goudriaan
Genomineerd voor AMAI 2021
Sprakeloos
Al zou mijn mond zoetgevooisde klanken stamelen
of woorden schallen over diepblauwe wateren
als jij mij niet aanraakt met zachte vingers
kan ik alleen maar zwijgen
Al zou ik duizenden goed gezinde woorden fluisteren
ze uitstrooien over de zwarte aarde
als jij ze niet begiet met jouw levende water
zouden ze in de kiem zijn gesmoord
Al zou ik je schilderen in smaragdgroene tinten
je laten zwemmen in azuurblauwe zeeën
als jij mijn oog niet verblindt met je stralende aanwezigheid
is mijn inkt opgedroogd
voorgoed
NG 22-09-2021 herschreven januari 2022
Opgenomen in de bundel "WIe goedgezinde woorden zaait