Een net pak, een donkerblauwe stropdas. Daarboven het ernstige gezicht van een man met blonde krullen en blauwe ogen.
‘Draag nooit pasteltinten, GertJan,
zei mijn moeder vroeger, ‘dan lijk je op een meisje.’
Nogmaals lees ik de uitnodiging voor de reünie en bekijk een oude schoolfoto: blonde krullen, een lachend gezicht, een felroze trui.
Mijn oud-klasgenoten zouden me eens moeten zien: een keurige ouderling in het grijs.
‘Goedenavond broeders, een overvolle agenda vanavond.’
De dominee gaat voor in gebed, daarna verhitte hoofden, luide stemmen.
Thuis open ik de kast met barbiepoppen en verzink in een zee van roze.
Vanuit zijn bed hoort hij zijn ouders stommelen. Straks zal zijn moeder hem roepen. Zijn hoofd bonst, zijn ademhaling gaat snel. Eindelijk mag hij zijn cadeau uitpakken: de prinsessenbarbie met een roze jurk van tule.
‘GertJan,’ roept zijn moeder, ‘kom je?’
Hij rent de trap af. Zijn ouders geven hem een kus op de wang.
‘Gefeliciteerd, jongen. Acht jaar alweer.’
Het cadeau, verpakt in bruin kaftpapier, voelt hard aan. Hij staart naar houten blokken in een laadwagen.
‘Je vader heeft ze zelf gemaakt.’
‘Maar, krijg ik dan geen ...?’
‘Natuurlijk niet, grote jongens spelen niet met Barbies.’
Flarden van zinnen flitsen door zijn hoofd. Hij kan de slaap niet vatten na de verhitte kerkenraadsvergadering.
‘De werkelijkheid is geen spel, broeders,’ galmde de stem van de dominee, ‘toneel is een instrument van de duivel.
GertJan, jij hebt de verantwoordelijkheid de jeugd van onze gemeente te behoeden voor verleidingen. Geen theater dus.’
Zeg onze jongeren dat ze sterk moeten zijn. Ze mogen zich niet vertonen op plekken waar ontucht welig tiert.’
Hij had alleen maar geknikt.
Het zweet breekt hem uit. Hij is een acteur zonder podium, meegesleept in een wereld van schijn. Een voorstelling zonder publiek.
De coupé is halfleeg. Gelukkig zijn er geen bekenden. Hij haalt de folder van Blokker uit een katoenen tasje en bladert erin. Daar staat de aanbieding: Barbie Dreamtopia met blonde haren, lange jurk in regenboogkleuren en een roze kroon op haar hoofd.
Hij móet haar hebben voor zijn verzameling.
Als de conducteur binnenkomt, frommelt hij de folder snel weg.
Regelrecht loopt hij naar de speelgoedafdeling en neemt de doos met Barbie uit het schap. Ze is nog mooier dan op het plaatje.
Plots een bekende stem:
‘GertJan, wat doe jíj hier?’
‘Eh, ik zoek iets voor mijn jarige nichtje.’
‘Een Bárbie voor je nichtje?’
De denigrerende toon komt als een dolksteek binnen.
‘Dat lijkt me een mooi cadeau voor een meisje van tien.’
‘Luister, GertJan, je weet toch dat zulke poppen in wufte kleding alleen maar zondige gedachten opwekken?’
...
‘Kijk me niet zo aan. Je zou als ouderling die de jeugd onderwijst beter moeten weten. Geef haar een boek uit de evangelische boekwinkel. Dat is een passend cadeau.’
Daar staat ze: een vrouw in een lange donkerblauwe rok. Woede kruipt omhoog. Hij staat niet meer voor zichzelf in.
Hij loopt weg zonder te groeten.
Dan komen de tranen.
‘Zullen we vandaag GertJan eens te grazen nemen, maat?’
‘We gaan die dooie diender even een poepie laten ruiken.’
‘Een stukje roze kauwgum op zijn stoel plakken. Dat kleeft dan lekker aan zijn grijze broek, haha.’
‘Straks heeft hij een belangrijke afspraak. Laten we het van te voren regelen.’
‘Tof, maat, ik ben wel toe aan een beetje afwisseling op dit saaie kantoor.’
...
‘Krijg nou wat, zie je dat? GertJan loopt daar met een grote doos.’
‘Tompouces voor mijn collega’s, ik heb zojuist promotie gemaakt. Het ijs was meteen gebroken toen ze dat roze plakkaat op mijn pantalon zag.’