AFSCHEID
‘Ik zou nog één keer willen zien hoe de zon ondergaat,' zei je.
Ik begreep je wens. Deze zomer rende je nog over het strand. Urenlang keek je naar het spel van de golven.
‘We moeten gaan vóór het te laat is.
We zaten en we zwegen. De zon nam op schitterende wijze afscheid.
VERPAKT
Haar hand omklemt een fles goedkope whisky.
Er is één klant voor haar. Hij koopt tien flessen wijn.
Tergend langzaam verpakt de verkoper ze en voorziet ze van gouden linten.
Ze is aan de beurt. ‘Kan er een papiertje omheen?’ vraagt ze.
‘Als cadeauverpakking?’
‘Nee, ter bescherming.’
‘Een schaampapiertje dus.’
Haar wangen kleuren rood.
PAK
Elke vrijdag zat hij op het bankje.
Hij ontkurkte een fles wijn en goot het rode vocht in een glas.
Zijn driedelige pak stak vreemd af tegen de gerafelde kleding van de zwervers naast hem. Zij negeerden hem. Tot vandaag.
‘Goser met je nette pak, óf wegwezen óf delen.’
‘Krijg de klere,’ antwoordde hij.
VROUW ALLEEN
De ober wijst haar een tafeltje achter een pilaar. ‘Wilt u alvast iets drinken?’
Ze bestelt rode huiswijn. André was altijd degene die alles uitkoos.
De pilaar benauwt haar.
Ze wenkt de ober. ‘Ik neem de tafel bij het raam. Breng mij een fles champagne met een trio van haas, hert en wildzwijn.'
ZWAAR WEER
Ze gaat voor hem staan. ‘Zo,’ zegt ze met haar handen in de zij.
Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
‘Zo,’ zegt ze nogmaals.
Ze barst los. ‘Ik vraag je één ding: wie is zij?’
‘Wie is zij?’ herhaalt hij schaapachtig.
Ze pakt een fles rode wijn en gooit deze tegen de roomwitte muur.
ADEMLOOS
De mensenmassa drijft hem voort in de richting van de zee.
Hij zweet in zijn duffelse jas.
De zon toont haar schittering op het strand. Plastic knispert. De vloed komt op.
Voeten zuigen zich vast in het zand.
De stoet komt tot stilstand.
Ogen richten zich op schuimende golven.
De zee buldert.
Tongen verstommen.
BEGRAVEN
‘Mama, Cavia wil niet met me spelen.’
‘Hij slaapt.’
‘Zijn buik gaat niet op en neer.’
‘Cavia is dood.’
‘Heb jij Cavia doodgeslagen, net als die mug?’
‘Natuurlijk niet, jongen.’
‘Moet Cavia onder de grond, net als opa ?’
‘Straks begraven we hem.’
‘Mag hij naast opa liggen, dan is hij niet meer alleen.'
EUREKA
‘Ben je een zoeker of een vinder?’ vraagt Wikje.
Lucinda peinst.
‘Zoekers zijn mensen die willen groeien. Vinders zijn materialistisch.’
‘Een zoeker,’ fluistert Lucinda.
Wikje straalt: ‘Jij hecht niet aan bezit. Alles is altijd overal aanwezig.’
Lucinda knikt.
Ze betaalt honderd euro voor de sessie.
Een helder inzicht breekt door: Wikje is een vinder.
SCHRIJVERFEEST
In een paradijselijke tuin komen schrijvers van diverse pluimage bijeen. Ze spreken gepassioneerd over hun boeken. Ze lachen en huilen. De tongen komen los, vlijmscherpe dialogen vullen de ruimte. Een slang sist boosaardig.
Vanuit een stille uithoek klinken rauwe kreten. Een van de schrijvers baart haar eersteling in het gras. De baby huilt hartverscheurend.
DOELPUNT
Rustig spelen en in de kamer blijven.’
‘Ja, papa,’ klinkt het eenstemmig.
Vanuit de slaapkamer klinken oerkreten.
De uren verstrijken.
Kleine broer jengelt.
Na uren verschijnt pa in de deuropening
‘Verrassing, jullie hebben er een broertje bij.’
Luid gejuich. Tien paar jongensvoeten stampen naar boven.
Kleine broer draagt een bal.
‘Hoera, we zijn compleet.’
MUS
Haar lopen was een soort hippen. Om haar lijf slobberde een beige mantel.
Ze keek schichtig om zich heen. Haar puntige neus stak vooruit.
Plotseling gebeurde het. Ze spreidde haar vleugels uit.
Even later vloog ze boven de menigte, die verschrikt opzij sprong.
De beige jas fladderde omlaag, zij verdween in de blauwe lucht.