Jaap en Linda, een miniserie in vier delen

Bijzaken

‘Ik ga bij je weg.’Zijn woorden komen aan als een mokerslag. Ze zwijgt.‘Hoor je me niet? Wég ga ik.’

‘Waar ga je naar toe?’ stamelt ze.

‘Is dat van belang? Jij reageert altijd alleen op bijzaken. Een van de redenen dat ik dit besluit nam.’.

 

Hij stampt de trap op, Ze hoort zijn voetstappen op de houten slaapkamervloer. Snel en driftig.Kastdeuren slaan open en dicht en even later staat hij daar met zijn koffer.‘Ik heb je overhemden nog niet gestreken. Heb je er genoeg?’

‘Dát dus.’

Haar koffie is koud geworden, bitter is de smaak.

Vrij

Het is al druk aan het ontbijtbuffet, als Jaap binnenkomt. Hij kiest een tafel in de hoek. Linda zat het liefst in het midden, zodat ze met iedereen een praatje kon maken. Regelrecht stapt hij op de gebakken eieren met spek af en schept zijn bord vol.Hij hoort in gedachten haar stem: ‘Geen vet, Jaap. Je aderen slibben dicht.’

Het zal hem worst wezen.

 

Vet druipt over zijn ongestreken overhemd. Straks de stad in om dat mooie rode hemd te kopen dat zij zo ordinair vond. Voor de tweede keer vult hij zijn bord. Tot aan de rand.

Kolder

‘Ben je alleen vandaag, Linda?

Ze knikt.

Rondom de tafel zitten de anderen van de quiltclub al aan de koffie.

‘Jaap is toch niet ziek?’

‘Nee, hij heeft de kolder in zijn kop en is ervandoor. Hij komt wel weer terug, als zijn overhemden moeten worden gewassen.’

‘Ach ja, mannen ...’

 

Het huis is koud en stil. Ze zet de verwarming een paar graden hoger. De wasmand is leeg, strijken is niet nodig vandaag. De kruiswoordpuzzel kan haar niet bekoren. Haar oog valt op een paar sokken onder Jaaps stoel.

Ze raapt ze op en zet zijn pantoffels klaar.

Hoofdzaak

Twee pantoffels onder een lege stoel. Een week geleden vertrok hij.

Langzaam dringt het besef door dat hij wegblijft.

Hier in huis houdt ze het niet langer uit.

 

De kerstverlichting brandt uitbundig in de winkelstraat, mensen verdringen zich voor etalages. Linda laat zich meevoeren met de stroom.

Dan ziet ze opeens iets roods voor het raam van een café: is dat haar Jaap, vrolijk lachend achter een glas bier?

Ze rent naar binnen, neemt zijn gezicht tussen haar handen. Ze streelt de stof van zijn overhemd. ‘Rood staat je goed.’

‘Vind je?’

‘Jíj vindt het mooi. Dat is de hoofdzaak.’

 

Nel Goudriaan 30-12-2018