Afsteken

Met tegenzin trekt GertJan zijn te krappe zondagse jas aan. 
‘Kom, niet treuzelen,’ zegt zijn moeder, terwijl ze voor de spiegel staat en haar hoed recht zet.
Zijn vader staat al buiten te wachten.
Op straat sluiten ze zich aan bij andere kerkgangers die ook lopend naar de dienst gaan. Ondanks het mooie weer zijn ze gekleed in stemmig grijs en zwart.

In de hal van de kerk legt GertJan zijn pet op de kapstok.
Plotseling valt zijn oog op de voeten van zijn moeder: zij heeft haar rode pantoffels nog aan.
Fel steken ze af tegen het zwart.