Anja
De busreis
‘Gezellig, meid, dat jij er ook bij bent. Je moet niet eeuwig bij de pakken neerzitten. Pak je geluk voordat het te laat is.’
Hij schuift net iets te dicht tegen haar aan. Zijn adem ruikt naar sigaren en pepermunt. Henk dronk bier en rookte niet.
‘Ik wist niet dat jij ook had geboekt,’
‘Ik ga al jaren mee. Er is altijd wel een leuk vrouwtje bij met wie ik het gezellig heb.’
Hij ruikt muf. Henk rook altijd heerlijk naar aftershave.
Ze staat op. ‘Als je een “vrouwtje’ zoekt, ben je bij mij aan het verkeerde adres.’
Anja
Jurk
Ze bladert in een fotoalbum en ziet zichzelf op een groepsfoto met haar klasgenoten. Een vrolijk lachend gezicht omlijst door prachtige blonde krullen. Onbegrijpelijk dat ze zichzelf toen lelijk vond. Ze draagt een zwierige rode jurk. Haar ogen glanzen.
Haar spiegelbeeld laat een vrouw zien met een vermoeide blik, bleke lippen en ogen zonder glans.
‘Je bent mooi, zoals je bent,’ zei Henk altijd.
In haar kast stapels T-shirts in grijze tinten en gemakkelijke fietsbroeken.
Buiten schijnt de zon uitnodigend. Ze belt een taxi en laat zich naar de winkelstraat rijden.
Tijd voor een nieuwe jurk. Knalrood.
Anja
Terras
Ze trekt haar rode jurk aan en maakt een rondedansje.
Henk lacht haar toe vanaf de foto, alsof hij zeggen wil: ‘Toe maar, meisje, geniet ervan.’
Het terras is nog tamelijk leeg, als ze plaatsneemt. Ze bestelt koffie met appeltaart.
‘Met slagroom?’ vraagt de ober.
‘Vandaag wel,’ antwoordt ze.
Het wordt drukker op straat. Mensen lopen het terras voorbij: sommigen slenterend, anderen gehaast.
Hé, dat lijken Kees en Rita wel: beiden gekleed in een donkerblauw joggingpak.
Het is alsof ze in de spiegel van het verleden kijkt en ze weet : dit nooit weer.
Vanaf nu ben ik vrij.
Kees en Rita
‘Was dat nou Anja die daar in een rode jurk op het terras zat?’
‘Hoe kom je dáár nu bij? Wat heeft ze daar te zoeken?’
‘Ze leek er anders wel op. Zullen we even teruglopen?’
‘En dan zeker een dure kop koffie drinken daar. Thuis is het gratis.’
‘Wat ben jij toch een krent, Kees. Altijd dat gemekker over geld.
Volgens mij was het haar wel.’
‘En al zou het Anja zijn? Als zij zo nodig de hoer wil spelen in haar rode jurk heb jij niets meer met haar te schaften. Als je dát maar weet.’
Anja
Thuis
Op weg naar huis loopt Anja een kapperszaak binnen.
‘Een leuk kleurtje erin en een nieuwe coupe.
Thuis neemt ze uit haar portemonnee het visitekaartje dat hij haar vorig jaar haastig toestopte.
Ze ziet weer zijn lachende kop toen ze lang geleden samen dansten op de Pont d’Avignon. Ze denkt terug aan die onverwachte ontmoeting tijdens de Bingoavond. Henk leefde nog.
‘Je mag me altijd bellen,’ zei hij, ‘dag en nacht, ik ben je nooit vergeten.’
Ze pakt de telefoon.
‘Ben jij het werkelijk, Anja? Ik kom naar je toe.’
Een zonnestraal streelt de foto van Henk.