Moeder en dochter

Moeder en dochter

 

‘Mam , wat doe jij hier?'

‘Hallo José, ik heb zojuist boodschappen gedaan.'

‘Wel een beetje ver van huis.'

‘Ik moest toch in de buurt zijn.'

‘Sinds wanneer heb jij hier kennissen in deze buurt?'

...

‘Ik hoop niet dat je me komt controleren. Ik heb je niet voor niets gevraagd me een tijdje met rust te laten.'

‘Niet meteen zo op je teentjes getrapt reageren. Daar heb je altijd al een handje van gehad.'

‘Mám ...'

‘Mooie supermarkt hier met prachtige verse producten. Biologische groenten en vlees. En dan ook nog eens niet duur.'

‘Jaaaa mam.'

‘Je eet toch wel gezond en niet van die voorverpakte gesneden groenten? Alle vitaminen zijn eruit.'

‘Moet ik soms mijn boodschappentas opendoen zodat je kunt zien wat ik allemaal heb gekocht? 

‘José, doe niet zo raar. Ik ben wel je moeder. Mag ik soms even bezorgd zijn om jou na alles ...'

‘Nee mam, ik wil dat je me met rust laat.'

‘Jij bent mijn enige dochter.'

'Die riedel ken ik nu wel. Mam, stóp hiermee.'

 

José loopt weg en wil in haar auto stappen

 

‘Loop alsjeblieft niet weg, José. Laten we ergens even gezellig een kopje koffie drinken.'

‘Mam, je hebt een plaat voor je kop. Ik ken dat gezellige koffiedrinken. Compleet met kruisverhoor: Eet je wel goed? Ga je op tijd naar bed? Je hebt je rust hard nodig blablablabla.'

‘Ik bedoel het goed, ik wil voor jou het allerbeste.'

‘Jaja, je bent nu wel heel ver gegaan door mijn eigen wijk binnen te dringen, want ik weet verdomd goed, dat jij hier helemaal niemand kent behalve mij.'

‘Oké, je hebt gelijk. Dit was de enige manier waarop ik jou zou kunnen spreken. De telefoon neem je niet op en mijn e-mails beantwoord je niet.'

‘En dan bedenk jij niet dat ik daar een reden voor heb? Dat ik gewoon geen contact met je wil? Respect, weet je wel, komt dat woord in jouw woordenboek voor?'

'José, ontken nu niet dat er alle reden voor is contact met jou te willen, juist nu. Zo lang ben je nog niet...'

‘Rakel dit niet op en al helemaal niet hier! Als jij mij voortdurend voor de voeten loopt, ondermijn je mijn zelfvertrouwen.'

‘Oh, je hebt zeker van je therapeut geleerd, dat je eigen moeder jou in de weg zit. Mooi is dat! En jij neemt het klakkeloos over.'

‘Mam, STOP hiermee.'

‘Weet je dan niet meer hoe we vroeger samen gezellig winkelden en gingen lunchen?'

‘Ja, en als ik een kroket koos, wilde je dat ik een groene salade nam. En het is je gelukt, mam. Ik kon op een gegeven moment geen hap meer door mijn keel krijgen. Ik walgde mijn mijn lijf.'

‘Laten we het niet meer daarover hebben. Die tijd is voorbij.'

‘Precies en dáárom wil ik afstand nemen. Ik wil je NIET meer ZIEN!'

 

José zet haar tas met boodschappen in de auto

 

‘Moet het nu echt zo gaan tussen ons? Je weet toch dat ik vaak alleen zit, nu papa weer een tijd in het buitenland is. Al kwam je maar af en toe langs. Heb je dat echt niet voor je moeder over? Ik vraag toch nooit iets voor mezelf?'

‘Pfff...' 

‘Je bent sinds je opname wel heel egoïstisch geworden. Vroeger was je heel anders.'

...

‘Kun je nog iets anders dan zuchten? Kom op, gedraag je even als een normale dochter.'

‘Je bedoelt: niet als de dochter die in het gekkenhuis heeft gezeten.'

‘José, nooit maar dan ook nooit zou ik dat woord gebruiken.'

‘Nee, jij vertelt liever tegen je vriendinnen en kennissen dat je dochter in een kliniek moest bijkomen van het vele studeren. En dat, terwijl je wist, dat ik allang gestopt was met mijn studie. En ik vertel het je nu: ik pak mijn studie niet meer op, die jullie me opdrongen. Zeg dat maar tegen je vrienden.'

‘Kind toch.'

‘Mam, ik bén geen kind meer. Ik ben volwassen. Ik moet het erin rammen bij je. Ik sta hier al weer veel te lang met jou. Ik ga naar huis, doe jij hetzelfde.'

 

@Nel Goudriaan 7 maart 2018

 

Kroketten

Kroketten 

 

Ze komen het restaurant binnen: zij zit in een rolstoel en hij duwt haar voort.

De vrouw met felrode lippen glimlacht breed; haren in model, alsof ze net van de kapper komt. Ze draagt een hemelsblauwe mantel met een kleurige sjaal. De man loopt gebogen, waardoor hij nog kleiner lijkt dan hij is. Hij is gekleed in een sjofele grijze jas 

‘Hier wil ik graag zitten,’ zegt ze en wijst naar een tafeltje.

Hij schuift haar rolstoel achter de tafel.

‘Nee, niet hier, maar aan de andere kant van de tafel bij het raam.’

‘Dat gaat niet lukken; dan moet ik een paar stoelen weghalen.’

‘Dan doe je dat toch even.’

Haar mondhoeken krullen naar beneden en hij lijkt hulpeloos om zich heen.

Even later sjouwt hij toch met de stoelen. Zij zit uiteindelijk waar ze wilde zitten en kijkt vergenoegd de zaal rond.

 

‘Waarom deed je nu zo moeilijk?’ vraagt ze. 

‘Kun je misschien iets zachter praten? Laten we de kaart eens bekijken. Ik neem een broodje kroket.’

‘Kun je niets gezonders bedenken?’

Als de ober langskomt, bestelt ze een broodje gezond voor zichzelf en een broodje kroket met bruine boterhammen voor ‘meneer’.

Ze zitten zwijgend tegenover elkaar. 

Ik heb medelijden met hem: hij heeft duidelijk niets in te brengen. Zijn blik is gelaten, hij ziet eruit alsof hij nachtenlang niet heeft geslapen. Af en toe vallen zijn ogen dicht.

‘Wat ben jij gezellig zeg! Je zou jezelf eens moeten zien zitten.’

Hij reageert niet.

Na tien minuten arriveert de ober met de bestelling. Zij zet haar tanden in het broodje en hij staart nog steeds voor zich uit.

‘Laat je kroket niet koud worden, zoals de vorige keer.’

 

Opeens komt er een vastberaden trek om zijn mond. Zijn flauwe ogen lijken donkerder. Zonder een woord te zeggen, verlaat hij het restaurant.

Zij kijkt hem verbluft na en pakt vervolgens zijn bord met de kroketten.

‘Het is toch zonde om deze te laten liggen,’ zegt ze tegen mij en ze neemt een paar grote happen.

@Nel Goudriaan 22 januari 2018

Onverwacht bezoek

Onverwacht bezoek

 

Het huis geurt naar koffie. Judith geniet met volle teugen van haar vrije dag; eerst heeft ze uitgebreid een bad genomen en nu een ontbijt met warme croissants, verse jus en een eitje. Op gewone dagen eet ze snel een bak yoghurt met muesli. De krant erbij en een muziekje aan. Heerlijk.

Dan gaat de bel. Ze verwacht niemand en ze heeft weinig zin om open te doen. Het zijn vast Jehova’s getuigen of pakjes voor buren. 

‘Laat maar bellen,’ zegt ze hardop tegen zichzelf, ‘ik ben er vandaag niet.’

Het gebel houdt zo langdurig aan dat ze tegen haar wil toch naar de deur gaat. Van ontspannen ontbijten is geen sprake meer.

 

‘Goedemorgen,’ klinkt een bekende stem. 

Ze voelt de grond onder zich wegzakken, dit kan niet waar zijn. 

‘Dat is onverwacht, hè,’ hoort ze vanuit de verte.

Ze herpakt zich en staat oog in oog met de man die ze nooit meer zou willen ontmoeten. ‘Hoe haal je het in je hoofd hier zomaar voor mijn deur te staan na al die jaren? Jij durft!’

‘Zo ken ik je weer, altijd even opgewonden. Mag ik alsjeblieft binnenkomen?’

Als in een film trekken de beelden van jaren geleden voorbij: de tomeloze verliefdheid, de plannen en het huis in de Algarve in Portugal waar ze samen zouden wonen. Ze had er al haar spaargeld in gestoken. Ze voelde weer de verbijstering toen hij plotseling was verdwenen. De woede en wanhoop daarna. De ploert, die nu zomaar denkt binnen te kunnen komen.

‘Ik kan het allemaal uitleggen,’ zegt hij.

‘Jij kan het állemaal uitleggen en je denkt dat ik enige behoefte heb aan jouw uitleg? Je mag me zonder woorden een enveloppe met geld overhandigen en dan onmiddellijk weer uit mijn leven verdwijnen.’

‘Luister, Judith, mijn leven liep niet ...’

‘Ben ik niet duidelijk geweest? Jouw leven interesseert me totaal niet.’

‘Ik ...ik ben ernstig ziek.’

‘Dan ben je aan het verkeerde adres, de dokter woont om de hoek.’

‘Jij bent spijkerhard. Dat was je toen ook al.’

‘Wegwezen nu en laat je niet nooit meer zien.’

Judith loopt terug naar de tafel. De croissant is koud geworden. Maar ze voelt ook opluchting. Deze zomer gaat ze naar Portugal. Voor het eerst.

 

@Nel Goudriaan 7 maart 2018