Bramen plukken

 

Bramen plukken

 

Jip en Janneke lopen in het bos.

‘Ik hoop dat er veel bramen zijn,’ zegt Jip.

‘Anders ik wel,’ antwoordt Janneke.

Ze dragen allebei een wit rokje.

‘Nu zijn we zusjes.’ Jip lacht. ‘Ik vind het veel leuker om, net als jij, een meisje te zijn.’

Janneke kijkt bedenkelijk. ‘Ik weet het niet, hoor.’

Ze plukken handenvol bramen en eten ze op.

Het rokje van Jip blijft aan de prikkelige struiken hangen. Met handen, rood van de bramen, rukt ze haar rokje los. Het scheurt en zit vol vlekken.

‘Hoe doe jij dat toch met zo’n rokje?’

‘Nou gewoon.’

 

Gladstrijken

Gladstrijken

 

‘We werken tot het maaiveld, mevrouwtje,’ antwoordt Joop, als ik hem vraag of hij een paar gaten in de keldermuur wil dichten.

Mijn gezicht betrekt.

‘Maar ik ben de kwaaiste niet. U zorgt voor een tube allesvuller en ik strijk uw muurtje spiegelglad. Ik maak u graag blij. Ja, toch!’ Hij geeft me een vette knipoog.

Fluitend gaat Joop aan de slag.

‘Gefixt! Uw kelder is waterdicht. Geen gaatje meer te bekennen. Ik zag nog net een piepkleine muis wegrennen door het laatste gat.’

De rillingen lopen me over de rug.

Joop lacht. ‘Uw kelder is muisvrij. Voor altijd.’

 

© Nel Goudriaan 03-04-2023

 

Geluk hebben

Om vijf voor acht gaat de bel. Met ongekamde haren haast ik me naar beneden.

Breed glimlachend staat Joop op de stoep. ‘Ik zou pas om elf uur komen, maar u hebt geluk. Het zit vandaag allemaal mee. Holadijee.’

Joop verdwijnt de kelder in om een cementlaagje aan te brengen.

De buitendeur staat wagenwijd open. Een ijskoude wind waait door het huis.

Rillend warm ik mijn handen aan een kop hete koffie, terwijl Joop de sterren van de hemel zingt:

“Ik leef m'n leven, zoals ik dat wil. Ik bemoei me toch ook niet met een ander?”

 

© Nel Goudriaan, 31-03-2023

Georgios

Ondanks dat hij weinig praat, is hij alomtegenwoordig. Tijdens zijn spaarzame pauzes zit hij aan mijn tafel. Uit een koelbox tovert hij een broodtrommel tevoorschijn met zeven witte kadetjes die hij in de tzatziki doopt en zwijgend verorbert.

Overal waar hij is geweest, zijn gaten in de muur weggewerkt en gladgestreken.

Af en toe roept hij en schiet ik uit mijn schuilplaats tevoorschijn. Ik kies een kleur uit zijn stalenkaart of verwijder een schilderij van de muur.

Grauwe muren schildert hij wit en doffe beige tinten lichten goudgeel op. Alsof hij de Griekse zon meenam naar deze sombere moerasdelta.

 

© Nel Goudriaan, 22-03-2023

 

Verwaaien


Gele en paarse krokussen glanzen in het zonlicht. Op een bankje in het park zit een man.
‘Mooi lenteweer, hè, zegt hij. ‘Kom erbij, dame, plaats genoeg.’
Ik aarzel. Zijn duffelse jas ruikt muf en hijzelf ziet er niet al te fris uit. Toch kan ik zijn smekende blik niet weerstaan en ga naast hem zitten. 
Liefkozend glijden zijn handen over de houtje-touwtje sluiting. ‘Mijn vrouw heeft deze jas zelf gemaakt. Lang geleden.’
Zijn ogen dwalen af, alsof hij zich niet meer bewust is van mijn aanwezigheid.
Een zoele windvlaag waait over zijn jas en neemt oude geuren mee.

©️Nel Goudriaan, 02-03-2023

Deugmens

 

Gespannen tuurt hen naar de bladzijden van het boek. In de linkerhand een loep, in de rechterhand een rood potlood. Scherp geslepen.

‘Weer één! Een kras door het woord “dik”. ‘Fatshaming, dat kán en mág niet.’ Kijk eens: de schrijver noemt iemand “dom”. Een kind krijgt nachtmerries van zo’n woord. Weg ermee.’

En “blanke vla”, hoe durft hij?’

De punt breekt af.

Vol woede slijpt hen het potloodstompje. Voor de zoveelste keer.

 

Intussen keert een schrijver zich om in zijn graf en kermt zo luid dat de vogels op de vlucht slaan. Een ijzingwekkende stilte rest.

 

© Nel Goudriaan, 20-02-2023

 

 

Gouden glans

 

‘Feliciteer me,’ fluistert Henk in Anja’s oor. Hij streelt haar slaperige wangen.

‘Waarmee? Je bent toch niet jarig?’ Van schrik zit Anja rechtop in bed.

Henk schuift de gordijnen open. De vroege morgenzon brengt een glans op Anja’s gezicht.

Hij overhandigt haar zijn scheerspiegel. ‘Lieverd, bekijk jezelf eens goed.’

‘Ik heb mijn haren nog niet gekamd.’

Henk verdwijnt naar de kamer. Even later klinkt op volle sterkte “My funny Valentine”

‘Begrijp je het nu? Hij legt een rode roos op haar schoot en kust haar.

‘Jij maakt me de gelukkigste man van de wereld. Feliciteer me.’

‘Gekkie.’ Anja bloost.

 

© Nel Goudriaan, 14-02-2023

 

De vergadering

 

Het is druk in de vijver. De zwaan maant de andere dieren tot stilte. ‘We zijn hier bijeen om een nieuw woord te kiezen.’

De kikker protesteert: ‘Tegen mijn wil.’

De zwaan vervolgt: ‘Verkikkerd is een lelijk woord. Ik stel voor: ‘Verzwaand.’

‘Haha, verwaand zul je bedoelen,’ kwaakt de kikker.

‘Vereend is mooier. Samen één worden.’ Triomfantelijk kijkt de eend in het rond.

‘Verfuut, dat is nog eens een prachtig woord. Je hoort er de lente in. Het klinkt ais “verliefd”.’

Zelfs de kikker is er stil van.

‘Laten we stemmen,’ zegt de zwaan op droevige toon.

 

©Nel Goudriaan, 30-01-2023

 

De wens

Boven me vliegt een adelaar: koning van de lucht, heerser van de hemel. Met uitgestrekte  vleugels tast hij de wolken af. De wind voert hem naar ongekende hoogten.

Ik wenste dat ik die adelaar was: zijn moed, zijn kracht, zijn schoonheid.

Met zijn scherpe blik ziet hij de muis al vanuit de verte. Hij duikt neer en verscheurt hem met zijn grote haaksnavel. Op nog geen vijftig meter afstand van mij.

Muizen jagen me angst aan. Het kortstondige lijden van dit diertje maakt me zo droevig, dat ik me voor even verzoen met mijn lot een mens te zijn

 

© Nel Goudriaan, 17-01-2023

 

Onheil, een ultrakorte thriller

De kelderdeur staat op een kier.

©In de gang hangt een weeïge geur van zachte zeep. De zwart-wit geblokte vloer glanst als een spiegel. Aan de kapstok hangt een knaapje zonder jas.

De regen klettert tegen de ruiten, als een troep soldaten op weg naar het slagveld.

Na een druk op het lichtknopje, valt me op dat de meubels niet op hun gebruikelijke plek staan. Ik voel me een vreemde in mijn eigen huis.

Vanuit de kelder komt een zacht, klagelijk gekerm. Nog voordat ik de deur kan openen, grijpt een ijskoude hand me van achteren in de nek.

 

© Nel Goudriaan, 18-01-2023

 

 

Joop

'Moet je haar nu zien zitten op de bank in die afgedragen jurk. Ik werk me te pletter en zij jaagt mijn geld erdoorheen. Ze zou genoeg moeten kunnen overhouden om een kekke outfit te kopen.

‘Zeg, Annie, zou je je niet eens omkleden? Zo ga ik niet met je over straat.’

‘Geef me dan maar meer huishoudgeld.’ Stampvoetend gaat ze de trap op.

 

Daar staat ze. In mijn nieuwe maatpak. Het lef!

‘Voor jou ben ik voortaan Antoinette. Dat je het maar weet.’

Nog kapsones ook. Voordat ze de buitendeur dichtsmijt roep ik: ‘Je krijgt geen cent meer.’

 

© Nel Goudriaan, 10-01-2023

 

Annie

‘Annie, zou je je niet eens opdoffen? Je ziet eruit als een voddenbaal. Zo kan ik niet met je naar het feest.’ Zijn afkeurende blik snijdt als een scherp mes door haar ziel.

‘Dit is mijn mooiste jurk,’ zegt ze. ‘Van het huishoudgeld dat jij mij geeft, houd ik niets over.’

‘Geef mij maar weer de schuld; jij leeft met een gat in je hand.’

Ze verdwijnt naar de slaapkamer en trekt een van zijn vele maatkostuums aan. Glanzend grijs met een streep. Ze kamt haar haren en kneedt ze in model met zijn wax.

‘Zo goed?’ vraagt ze.

 

© Nel Goudriaan, 06-01-2023

 

Man met hond

Je kon er de klok op gelijk zetten. Elke avond om acht uur precies liep hij door de poort, zijn hond strak aangelijnd. Niemand kende hem.

In dit deel van de stad leefden de mensen binnen hun eigen muren. ‘s Morgens vroeg vertrokken ze naar hun werk en ‘s avonds keerden ze terug.

Op een van die avonden jankte de hond. Zonder ophouden. Het geluid van een wolf in doodsnood.

Af en toe verscheen een hoofd tussen de gordijnen. Tijdens het journaal gingen de volumeknoppen omhoog. De drietonige sirene hoorden ze niet. Wel de stilte daarna. Indringend en unheimisch.

 

© Nel Goudriaan, 03-01-2023