Waanzin
Weer was er die vreemde schittering in haar ogen. Haar energie leek onuitputtelijk en haar vrolijkheid kende geen grenzen. Met tassen vol kleurige kleding kwam ze thuis na het winkelen.
Haar zwarte en grijze jurken gooide ze in de vuilnisbak.
‘Alsjeblieft, GertJan, voor jou een Barbie met een roze jurk van tule.’
‘Maar, mama, u wilt toch niet ...’
Zij onderbrak hem: ‘Het is feest vandaag.’
In haar fel gebloemde jurk danste ze de kamer rond. Ze zong met een schrille stem.
Mama leek een vreemde. GertJan voelde een knoop in zijn maag.
‘Kom, jongen, niet huilen, dans met me.’
Logeren
Schuchter stapt GertJan het grote huis binnen.
‘Ga maar snel zitten,’ zegt zijn tante vriendelijk.
Hij neemt plaats aan de ronde tafel met daarop drie grote pannen. Zijn acht neefjes en nichtjes lepelen van hun volle borden.
Tante schept aardappelen, sperziebonen en een speklapje op zijn bord. GertJan pakt zijn vork.
‘Eerst bidden,’ maant zijn oom.
Beschaamd sluit hij zijn ogen.
De sperziebonen zijn lauw en het speklapje is taai.
Hij kokhalst. Iemand schopt tegen zijn scheenbeen.
‘Welkom, jongen, zolang je moeder in het ziekenhuis ligt, mag je hier logeren,’ zegt tante.
‘Niet in mijn bed,’ mompelt een neefje.