Tweeëntwintig jaar werkt hij als financieel deskundige voor hetzelfde bedrijf. Hij is goed in zijn vak. De laatste vijf jaren zijn voor hem een ware hel. Gesprekken vallen stil, als hij het koffiezetapparaat nadert. Documenten zijn opeens “zoek”. Vervelende opmerkingen tijdens vergaderingen. Met lood in de schoenen gaat hij naar zijn werk.
Tot er op een dag een omslag komt. Hij besluit niet langer slachtoffer te zijn. Vanbuiten is er nog weinig van de verandering te merken. Vanbinnen des te meer. Hij vindt de kracht om te solliciteren en heeft succes.
Die morgen komt hij zelfverzekerd binnen; hij stapt op zijn collega’s af en zegt: “Mag ik me even voorstellen, ik ben jullie nieuwe chef. Vanaf vandaag wordt alles anders.”
Er valt een stilte als de nieuwe chef zich heeft voorgesteld. Is dit Robbert met wie ze dagelijks geintjes uithaalden? Zijn houding is veranderd en zijn priemende blik doorboort hen.
“Aan het werk mensen, het wordt een drukke dag.”
Robbert gaat achter zijn bureau zitten. Eindelijk zit hij op de plek die hij verdient. Hij zal met alle werknemers een functioneringsgesprek voeren en goede afspraken maken. Hij besluit een rondje langs de afdelingen te maken.
Als hij op zijn voormalige afdeling komt, hangt er een vreemde sfeer. Hij ziet, dat Jaap haastig een briefje wegmoffelt achter een boekomslag. Hij kent zo’ n briefje maar al te goed. “Jaap, kom even mee.” Het zal een zware dobber worden, dat weet hij.
“En Jaap, nu al een nieuw slachtoffer gevonden?”‘
“Hoe bedoel je?”
“Houd je niet van de domme, ik zag hoe je een briefje wegstopte.”
“Geintje, Robbert. Vat toch niet alles zo serieus op.”
“Nu moet jij eens goed luisteren, Jaap, onder mijn leiding is het afgelopen met dit gedrag.”
…
Op weg naar huis, denkt Robbert terug aan het gesprek. Hij wordt overvallen door twijfels. Waar is hij aan begonnen? Denkt hij nu werkelijk, dat hij een omslag kan bewerkstelligen in een door en door verziekte werksfeer? Hij heeft de macht, kan raddraaiers ontslaan, maar wil hij het op die manier? Robbert gelooft heilig, dat de zachte krachten zullen winnen. Morgen zal hij een nieuwe poging wagen met Jaap te praten.
Robbert wordt wakker na een onrustige nacht. Hij heeft een idee: als nieuwe chef zal hij de afdeling trakteren op slagroomgebak. Dat kan een omslag in de stemming teweegbrengen. Hij komt opgewekt binnen: “Goedemorgen, vandaag is er gebak bij de koffie.” Hij snijdt de taart aan. Als hij opkijkt, ziet hij dat Jaap een briefje doorgeeft. De lezers gniffelen en wisselen snelle blikken uit. Een enkeling lacht hardop.
Dan knapt er iets bij Robbert. Langzaam glijdt zijn hand in zijn broekzak. Hij pakt het zakje poeder, dat hij er die ochtend heeft ingestopt. Niemand ziet, dat hij een wit stofje over de taart uitstrooit. “Welterusten allemaal … ” Hij stapt op, sluit de deur met een klap. Er is geen weg terug.