Niemand wist waar hij vandaan kwam, of waarom hij bleef. De Kormel verscheen op onverwachte momenten. Hij schiep verwarring, bracht herinneringen tot leven, verwonderde en troostte. In deze reeks van tien ultrakorte verhalen beweegt hij zich door straten, huizen en gedachten. Soms verandert hij iets voorgoed, soms laat hij slechts een geur achter, een trilling in de lucht, een verlangen dat geen naam heeft.
Op een dinsdag verscheen de Kormel. Gehoornd, met handen als spiegels en ogen vol regen. Hij bewoog tussen trams en toeristen, druppelde traag door de stad. Sommigen weken opzij, anderen knikten hem toe. Een kind volgde hem op blote voeten.
Op het plein stond hij stil en strekte zijn arm. Een vrouw stapte uit haar gele fiat en legde haar telefoon in zijn hand. Het scherm doofde.
Plotseling knipperden alle lichten tegelijk. De stad hield haar adem in.
De Kormel boog, draaide zich om en verdween. Er bleef een plas achter, die geurde naar lavendel, metaal, en iets onbenoembaars.
©️ Nel Goudriaan, 10-05-2025
Die vrijdagmiddag dook de Kormel op bij een rotonde. Zijn adem liet een grijze waas achter op autoruiten. Een man in een Volvo liet zijn stuur los. Een fietser stapte af en boog zijn hoofd.
De Kormel hurkte en raakte het asfalt aan. Het scheurde open; uit de spleet kronkelde een slinger van klokken. Ze speelden een wonderschone melodie. Een voorbijganger veegde tranen weg.
Toen de Kormel zijn hand terugtrok, sloot de breuk. Alles werd stil. Hij liep verder, zijn schaduw lang en onregelmatig. Plotseling werd de hemel overspoeld door een zwerm zwarte vogels. Eén viel krijsend op het asfalt.
©️ Nel Goudriaan 11-05-2025
De Kormel zat op een bankje voor het ziekenhuis. Zijn schaduw wierp lange, onrustige lijnen dwars over het trottoir. De sirene van de ambulance sneed door de lucht, maar verstomde toen de Kormel opstond.
Met een stalen blik doorboorde hij de deur van de ziekenwagen. Een brancard met daarop een vrouw onder een wit laken zweefde naar buiten. De omstanders verstijfden.
Er klonk geritsel. De vingers van de vrouw bewogen; ze richtte zich op. In een flits van licht landde een witte duif op haar hand.
De Kormel verdween. Zijn zoete geur van blauwe regen bleef nog lang hangen.
©️ Nel Goudriaan, 12-05-2025
Op zaterdagmiddag deinde een mensenmassa door de winkelstraat. Regen kletterde op de paraplu’s.
Voor een etalage stokte de stroom. Achter de beslagen ruit stond de Kormel. Onbeweeglijk. Zijn ogen gloeiden als kolen.
De ruit barstte met een droge knal. De Kormel steeg op, dreef over de hoofden en landde op de paraplu van een meisje in een blauwe jas.
Het doek begon te zingen. Loepzuiver, als glas dat zingt in de wind.
De regen viel sti. Winkeltassen gleden uit handen. Een vrouw riep iets onverstaanbaars. Het meisje keek omhoog. De paraplu spreidde zich als een bloem. En vloog weg.
©️ Nel Goudriaan, 13-05-2025
‘Agendapunt zes: de kwestie-Kormel. Wie wil daarover iets zeggen?’ De ketting van de burgemeester rinkelde spontaan.
‘Hij stond vannacht bij mijn bed; in de badkamer zong mijn gestorven vrouw.’ De secretaris wreef in zijn ogen.
‘Ik zag hem in mijn moestuin,’ zei de penningmeester. ‘Sindsdien groeien er alleen brandnetels.’
‘Hij ademde op mijn ruit en schreef woorden die ik niet kon lezen,’ fluisterde een ambtenaar.’
‘De Kormel moet weg.’ De wethouder sloeg met zijn vuist op tafel.
Een lichtflits. Uit het hout groeide een blauwe regen. Buiten luidden alle klokken tegelijk. Een kind zong een lied dat niemand kende.
©️ Nel Goudriaan, 14-05-2025
De Kormel wenkte hem. Eli stond op uit zijn bed en ging mee. Ze volgden het spoor van het licht van de lantaarns. Kormel hield stil bij het museum. De deuren van de spiegelzaal gingen vanzelf open.
Eli stond in het midden tegenover de Kormel. Hun handen raken elkaar bijna. De spiegels begonnen te zingen.
’s Ochtends vond zijn moeder hem op de stoep met een glimlach om de lippen. Toen hij zijn mond opende, kwamen er wonderbaarlijke tonen uit. Zijn ogen weerspiegelden de sterrenhemel. Een windvlaag streek langs en de vlinderstruik begon te ritselen. Eli richtte zich op.
©️ Nel Goudriaan, 15-05-2025
De krantenjongen fietste door de ochtendmist. Zijn banden zongen zacht. Op de stoep van de Courant lagen drie dode duiven. Alle deuren en ramen stonden wijd open.
Binnen sloeg iemand met zijn vuist op een printer. ‘Het klopt niet,’ riep een vrouw. ‘De kop verdwijnt telkens.’ De schermen flikkerden, één voor één en doofden uit.
Buiten lag een stapel kranten. Op de voorpagina stond geen tekst. Alleen een zilveren vlek, die meebewoog als water.
De jongen bukte. In de weerspiegeling zag hij zichzelf: ouder, met krassen in zijn gezicht.
Op de trap zat de Kormel. Stil. Hij knikte traag.
©️ Goudriaan, 17-05-2025
Die nacht stroomde de rivier achterwaarts als een film die terugspoelde. Vissers haalden hun netten op, maar troffen geen vissen aan. Wel een fietswiel, een schoen en een kapot muziekdoosje.
Op de brug stond een vrouw in een blauwe jas.Haar hand lag in die van een man, maar toen ze knipperde, was alleen zijn schaduw over.
Een magere hond begon te janken.
De lucht trilde, alsof iemand een reusachtige cello bespeelde.
Aan de oever zat de Kormel. Hij tekende cirkels in het slijk, traag en ritmisch. Toen hij opkeek, stond het water stil. Tussen de keien bloeiden klaprozen.
©️ Nel Goudriaan, 17-05-2025
De zaal van het theater was tot de nok gevuld.
Een meisje speelde met een kapot muziekdoosje. Steeds opnieuw klonk dezelfde toon. Langs de muren slingerde blauwe regen.
Op het podium stond de Kormel. Roerloos. Zijn spiegelhand reikte naar het plafond. Uit kieren in de muur kwamen felgekleurde wezens tevoorschijn. Ze verlichtten de zaal op onaardse wijze.
Plotseling begon het podium te kantelen, als een schip dat losraakt van de kade.
Het dak brak open. De Kormel verdween. Een zwarte raaf vloog hem achterna.
Iemand fluisterde: Dit is het begin van het einde.
Een geur van zwavel bleef hangen.
©️Nel Goudriaan, 18-05-2025
Die ochtend kleurde de hemel paars. Een ragfijne scheur, doorschijnend als een gesponnen draad van licht, spleet de lucht in tweeën.
In de tuinen groeiden spiegels van allerlei formaat.
Mevrouw Groen zag haar jonggestorven zusje naast zich, glimlachend, met korenbloemen in het haar.
De bakker zag zichzelf als kind, zittend op een schommel met een appel in zijn hand.
Het begon heftig te waaien. Toen de wind ging liggen, waren de spiegels verdwenen. Een oude vrouw huilde blauwe tranen.
Sindsdien hangt er iets in de lucht. Een trilling, nauwelijks waarneembaar.
‘De Kormel,’ fluistert iemand. ‘Hij is nooit weg geweest.’
©️ Nel Goudriaan, 18-05-2025