Een schrijfexperiment:
Hoeveel woorden heb je nodig om de kern van je verhaal over te houden? Welke keuzes maak je? Waar ligt de grens? Voor mij wordt de grens overschreden, als er alleen een kale weergave van de feiten overblijft, zonder ritme, zonder kloppend hart.
Zie het laatste voorbeeld.
IK schreef drie versies van een verhaal:
ZWAAR WEER
(120w, 99w, 55w)
versie 120 woorden:
Zwaar weer
Vanuit de kamer hoort hij haar stampvoeten. Daarna klinkt een bonkend geluid op de trap, er valt iets zwaars op de gangvloer.
Ze opent de deur en gaat vlak voor hem staan. ‘Zo,’ zegt ze dreigend met haar handen in de zij.
Hij kijkt haar niet begrijpend aan.
‘Zo,’ zegt ze nogmaals, ‘houd je niet van de domme.’
Hij trekt zijn wenkbrauwen op. Dat had hij beter niet kunnen doen, want nu barst ze los. ‘Ik vraag je één ding: wie is zij?’
‘Wie is zij?’ herhaalt hij schaapachtig.
Haar woede bereikt een hoogtepunt. Ze pakt een fles rode wijn en gooit deze tegen de roomwitte muur. De rode vlekken zijn stille getuigen van de keiharde klap op zijn gezicht.
Versie 99 woorden:
Zwaar weer
Vanuit de kamer hoort hij haar stampvoeten. Daarna klinkt een bonkend geluid op de trap. Ze opent de deur en gaat voor hem staan. ‘Zo,’ zegt ze dreigend met haar handen in de zij.
Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
‘Zo,’ zegt ze nogmaals, ‘houd je niet van de domme.’ Ze barst los. ‘Ik vraag je één ding: wie is zij?’
‘Wie is zij?’ herhaalt hij schaapachtig.
Haar woede bereikt nu een hoogtepunt. Ze pakt een fles rode wijn en gooit deze tegen de roomwitte muur. De rode vlekken zijn stille getuigen van de keiharde klap die zij hem geeft.
Versie 55 woorden:
Zwaar weer
Ze gaat voor hem staan. ‘Zo,’ zegt ze met haar handen in de zij.
Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
‘Zo,’ zegt ze nogmaals. Ze barst los. ‘Ik vraag je één ding: wie is zij?’
‘Wie is zij?’ herhaalt hij schaapachtig.
Ze pakt een fles rode wijn en gooit deze tegen de roomwitte muur.
Ik plaatste dit experiment op Facebook. Willy maakte er 39 woorden van, Slechts kale feiten, geen verhaal meer.
'Zo,' zegt ze met haar handen in de zij.
Hij trekt zijn wenkbrauwen op. 'Zo'.
Ik vraag je één ding: wie is zij?'
'Wie is zij?'
Ze pakt een fles rode wijn en gooit die tegen de roomwitte muur.