Tas

‘Oersterk en weerbestendig, daar kun je je hele schooltijd plezier van hebben,’ glunderde zijn opa. De donkerbruine tas rook naar vers leer en zag er onberispelijk uit.

Vandaag is zijn eerste schooldag op het gymnasium. Snelbinders klemmen zijn tas met boeken en broodtrommel stevig vast op de bagagedrager. Vanaf vandaag fietst hij elke dag zeven kilometer heen en terug. Alleen. 
Zijn klasgenoten zijn uitgezwermd naar andere scholen.

Met moeite vindt hij een vrije plek in de volle fietsenstalling. Hij baant zich een weg door grote groepen pratende en lachende medeleerlingen.
Op de grond liggen vele rugtassen op een hoop.

Verraad

Hij baant zich een weg naar de ingang. Overal grote groepen, de meeste jongens en meisjes zijn een kop groter dan hij. Opeens een bekend gezicht. GertJan stapt blij op hem af:
‘Hallo Lucas.’
Geen antwoord, wel een schelle meisjesstem:
‘Luuk, kén jij dat ventje?’
‘Ik geloof dat ik hem weleens heb gezien bij mij in de buurt.’
‘Maar wij kennen elkaar toch uit de kerk?’
‘Nee hoor.’

Als laatste arriveert hij bij lokaal 1c. Er is nog één plaats over: rechts vooraan bij de deur. 
Blikken prikken in zijn rug.
Hij slaat zijn pas gekafte boek open.

Vliegende vlamme

Ze draagt een nauwsluitende grijze rok met daarboven een zachtroze trui. GertJan kan zijn ogen niet van haar afhouden. Met haar nagels tikt ze op het bureau. Dan zegt ze bijna fluisterend:
‘We gaan beginnen met de les.’

Melodieus klinkt haar stem, als ze een gedicht van Guido Gezelle voordraagt:
‘Vliegende vlamme, vlerke van het zonnewiel ...’
Er klinkt gegiechel achter hem dat steeds luider wordt. Er wordt geschoven met voeten. Papier ritselt. Witte proppen vliegen door de lucht.

Ze stopt, kijkt de klas rond en zwijgt. Geluiden verstommen en zwellen weer aan als hij stoffer en blik pakt.

Bok

Zwetende lijven, gepropt in een benauwde kleedkamer.
Hij trekt een wit T-shirt aan, wurmt zich in zijn donkerblauwe gymbroek en loopt naar de gymzaal.
De rij is opgesteld  in volgorde van grootte; als laatste sluit hij aan.
 
‘Doorrennen, niet verslappen,’ schreeuwt de gymleraar.
‘Hup, nog een paar rondjes. Tempo graag.’
De houten bok staat klaar met een springplank ervoor.
‘Één, twee, drie, springen maar, ik vang jullie op.’
Angstig kijkt GertJan naar het obstakel. Veel te hoog.
‘Jij daar achteraan, het is hier geen bejaardensoos. Springen, nu!’
Hij rent, aarzelt en staat stil, vlak voor de bok.